Lieve J,
Het was zo’n fijne dag vandaag. Ik was in het noorden van het land, bij mijn vriendin D. Het was een lange reis (ik heb zo’n 200 mijl afgelegd), maar het was het waard. We hebben zoveel kunnen doen. Misschien heb ik het je al eens verteld: ik werk samen met haar aan een prentenboek.
We hebben een eenzaam beroep, vind je niet? We zitten maar aan een bureau en zien de hele dag niemand. Met het teruggetrokken leven dat wij leiden, doen we nooit ervaring op met de echte wereld. Tenminste, dat vinden anderen. Het is jou weleens verweten, toch? Dat je werk helemaal niet verwijst naar grootse gebeurtenissen en belangrijke momenten. Geen Slag bij Trafalgar, geen Franse Revolutie, geen publieke terechtstellingen te bekennen in jouw verhalen. En dat terwijl je het wel allemaal hebt meegemaakt. Soms ook van heel dichtbij.
Je moet je daar niets van aantrekken. Het is zo’n overschatte gedachte dat je als schrijver veel levenservaring moet hebben en je betrokkenheid moet etaleren. Jouw werk getuigt van tijdloosheid. En dat zou op lange termijn nog een heel slimme aanpak kunnen blijken.
Soms denk ik dat ik een prima bestaan als kluizenaar zou kunnen leiden. Niet dat ik niet hou van mensen om me heen. Ik hou juist zeer van de mensen in mijn leven. Ik heb alleen wel moeite met de buitenwereld, zo nu en dan. Massale evenementen mijd ik liever. En agressie op straat maakt dat ik me zo snel mogelijk weer wil terugtrekken binnen de veilige muren van mijn huis. Het is goed dat de kinderen er zijn. Met hen moet ik eropuit. Zij behoeden me ervoor een vreemde zonderling te worden.
En ook dagen als vandaag zorgen dat ik eropuit ga. Het is namelijk inspirerend, samenwerken met andere creatievelingen. Vandaag hebben D en ik echt weer het beste in elkaar naar boven gehaald. Het resultaat van de dag is een nieuwe dubbele pagina voor ons boek: een collage van papier en wol, illustratie en print.
Wat hebben we toch een fijn beroep, jij en ik. Eenzaam, maar fijn.
Veel liefs,
A
‘Follies and nonsense, whims and inconsistencies do divert me, I own, and I laugh at them whenever I can.’
Met dit citaat van Jane Austen (1775-1817) als motto schrijft Anke Werker (1972) brieven aan deze schrijfster. Een reactie verwacht ze niet. Wel hoopt ze antwoord te vinden op de vraag hoe anders de wereld van nu is in vergelijking met twee eeuwen geleden. En, is die wereld wel zo anders? Illustrator Rick de Haas voorziet de brieven van commentaar in beeld.
😀 😀
Het is een typische Jane Austen uitspraak vind ik. Toch is ze niet helemaal onberoerd gebleven onder de gebeurtenissen om haar heen. Met name in Persuasion (mijn favoriete Jane Austen roman) spreken de gezusters Mushgrove als zij in Lyme zijn vol lof over “the navy” en de zeelieden die er werken en met de keuze van Anne voor Wentworth geeft Jane Austen impliciet aan dat ze wel degelijk wist wat er om ging (ook door haar beide broers natuurlijk). En dan is er natuurlijk die beroemde zin “of rears and vices I’ve heard enough..” die aangeeft dat ze wel degelijk wist wat er omgaing in de wereld. En dat is maar goed ook:de Britten hebben (ook) toen Europa gered van de tirannie. Dit keer de Franse door Robespierre, Marat en tenslotte Napoleon ongenadig hard aan te pakken en uiteindelijk, door hun vernuft, geld en hard knokken te verslaan. En Jane Austen was nadrukkelijk deel van deze wereld, al leek ze er onbewogen onder te blijven en schreef ze er alleen impliciet over…..
Hahahaha… dit is wellicht mijn favoriete tekening tot nu toe!!